Literair vertoon

De boekenkast was lange tijd grotendeels verdwenen uit het woonkamerlandschap, maar de laatste tijd duikt hij weer steeds vaker op. Weliswaar op de achtergrond tijdens een beeldvergadering, maar toch stemt het mij verheugd. Ik zie de boekenkast als een onderdeel van iemands identiteit: onbeschaamd rondsnuffelen in iemands voorkeuren, hobby’s, standpunten, en met een beetje geluk ook diepere wensen en verlangens.

Ik, als boekenkastachtergrondpionier, merkte echter al gauw dat veel mensen er op een andere manier tegenaan kijken. Letterlijk en figuurlijk. Zij denken dat het gaat om literair vertoon, in het bijzonder naar voren gebracht in de vorm van een intimiderend aantal boeken. Ze nemen zonder meer aan dat alle boeken minstens drie keer van voor naar achteren en terug gelezen zijn. Ik ben bang dat ze me binnenkort gaan overhoren:“Niet omkijken – hoeveel boeken van Jan Wolkers staan er in je kast?”

Betekent het feit dat ik het antwoord schuldig moet blijven dan wel of juist niet dat ik aan het pronken ben? Als ik meld dat ik er zo bij zit omdat ik dan uitzicht heb op de raampartij en dus niet bezig ben met de boeken, is het dan feitelijk extra ijdel dat ik anderen wél naar mijn verzameling laat kijken?

Inmiddels heb ik ontdekt dat er voorwaarden zijn waaronder het tonen van een boekenkast getolereerd wordt. Zo komt het menselijker over wanneer De zeven Zussen en het volledige oeuvre van Saskia Noort een prominente plek innemen. Mijn strikt alfabetische ordening heeft er echter toe geleid dat collega’s en vrienden uitkijken op de letters R tot en met Z. Direct naast mijn hoofd begint Tolstoj met Anna Karenina, waarna al gauw de vier (…) boeken van Wolkers volgen.

Een andere manier om lof te oogsten is een sortering op kleur. Dat ziet er leuk en rustiger uit. Desondanks vermoed ik dat ik de collega die op dit lumineuze idee gekomen was binnenkort boekenkastloos terug zal zien in een rommelkamertje met een kledingkast op de achtergrond.
“Ik kan niks meer terugvinden!”, beklaagde zij zich over de regenboog achter zich.

Ik heb dan ook besloten om me maar neer te leggen bij de stereotypering. Die is eigenlijk zo slecht nog niet. De kinderen van mijn verkering vingen onlangs een glimp van mijn thuiswerkverschijning op en riepen: “Wat leest zij veel!”. Na enige verwerkingstijd werd eraan toegevoegd: “Dan wil ze vast slimmer worden dan jij, papa.”
Krijg ik toch zomaar iets in de schoot geworpen om naartoe te werken in een tijd dat de dagen zich zielloos aaneenrijgen.

 

Dit bericht werd geplaatst in Blogs, Verschijnsels. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie